0 Reacties
Om redenen die voornamelijk uit gemakszucht voortkomen reis ik regelmatig met de sprinter naar Barendrecht waar ik werk. Vooral ‘s ochtends is het een wonderlijke en aandoenlijke toestand. Iedereen wil als eerste in de trein en ik zie regelmatig dezelfde mensen op dezelfde plaatsen zitten. Eigenlijk wil ik ze gedag zeggen maar het lukt niet omdat niemand kijkt. En om nou heel hard goedemorgen te blèren is ook weer zoiets. Ik ben de conducteur niet. Dat lijkt me trouwens een eenzaam beroep, conducteur. In de ochtend in de trein lijken de meeste mensen wat kwetsbaarder. En nu moet ik er alweer uit. Station Barendrecht. Het meest megalomane gedachtengoed van Zuid Holland, dat station.
Woelig is een van mijn lievelingswoorden. Woelige tijden. Klinkt alsof je de Kleine Kapitein op de Nooitlek bent (als je nu denkt: Wie? Wat? Geef dan iemand de schuld van dit gapende gat in je opvoeding en koop op zijn of haar kosten ‘de grote Kleine Kapitein’, er is een prachtig geïllustreerde gebonden uitgave. Als je die uitgelezen hebt mag je hier terugkomen. Maar goed woelig en woelige tijden dus.
Woelig is misschien een wat speelser woord voor zooitje. Het zijn eigenlijk zooiige tijden. De spellingcontrole van mijn telefoon maakte er zoöloge tijden van. Vond ik ook mooi maar dat zou misschien te warrig (ook mooi!) worden. Zooiig met gezondheid, werk, wilde plannen en rare dromen, begrafenissen en verjaardagen van mensen die dichtbij me staan ( die twee gecombineerd op 1 dag was wel heel intens maar ik had het niet anders willen doen) en de bankrekening van mezelf als een 20 jarige. Alhoewel, toen stond ik structureel rood en nu heb ik nog 2,40. Ik bedoel maar. Ook werd ik vanochtend ineens geveld door een soort overrompelende vermoeidheid en duizeligheid. Ook een beetje woelig. Maar in het bos was het mooi afgelopen zondag. En daar hou ik me aan vast. Het geeft niet‘Dat heb ik al een keer tegen je gezegd maar dat geeft niet’ hoorde ik een man zeggen. Een tijdje geleden vertelde iemand me een verhaal met daarin de zin:’ Ja en ze waren ook te laat op mijn verjaardag maar dat geeft voor de rest niet ...’. Ik weet niet of het aan mij ligt maar ik hoor steeds vaker de zin “maar dat geeft niet” als een soort passief agressief achterhangsel gebruikt worden. Achterhangsel is natuurlijk een zelfbedacht woord maar dat geeft voor de rest ook niet. Let maar eens op. Voor je het weet hoor je het overal. Maar dat geeft niet. Of zeg je het zelf. Maar dat geeft niet. Dan wordt het best irritant. Maar je raad het al: dat geeft niet. Ik vind “het geeft niet” een heel fijne (zelf) troostende zin. Ik hoop dat het zo blijft. Het hoort een op zichzelf staande zin te zij en mag nooit meer in combinatie met het woord “maar” gebruikt worden. Dan kan het allemaal nog goedkomen .
In het kader van een psychologisch onderzoek zat ik gisteren een paar uur lang met blokjes te spelen, patronen te ontdekken en vragenlijsten in te vullen. Het was een wonderlijke ervaring. Sommige stellingen vond ik ronduit beangstigend en om sommige stellingen moest ik hardop lachen. Ik heb er een foto van gemaakt.
|
Archieven
Augustus 2020
AuteurMiriam R Categorieën |